Nieuwe EU-regels voor identificatie en registratie van UBO's

Op 30 mei 2024 is nieuwe Europese wetgeving op het gebied van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering aangenomen (het EU AML-pakket).
European Union Government, Public Sector
To print this article, all you need is to be registered or login on Mondaq.com.

Op 30 mei 2024 is nieuwe Europese wetgeving op het gebied van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering aangenomen (het EU AML-pakket).

Op dit moment geldt in alle EU-lidstaten reeds de verplichting voor vennootschappen, juridische entiteiten, trusts of soortgelijke juridische constructies om hun uiteindelijk belanghebbende (UBO's) te identificeren en te registreren in het UBO-register of trustregist

Met het recent aangenomen EU AML-pakket wijzigen de regels voor identificatie en registratie van UBO's. Dit zal ook in Nederland leiden tot wijzigingen. De nieuwe regels worden in 2027 van toepassing.

In dit nieuwsbericht informeren wij u over de meest in het oog springende wijzigingen. Doordat de nieuwe regels pas in 2027 van toepassing worden, zal in de komende jaren pas duidelijk worden hoeveel impact het EU AML-pakket in de praktijk precies zal hebben.

Juridisch kade

Het EU AML-pakket bestaat onder meer uit een zesde EU Anti-witwasrichtlijn (6e Richtlijn) en een EU Antiwitwasverordening (Verordening). De 6e Richtlijn vervangt in zijn geheel de huidige (gewijzigde) vierde EU Antiwitwasrichtlijn.

Kenmerk van een EU-richtlijn is dat elke lidstaat die in zijn in nationale wetgeving moet implementeren. Omdat elke lidstaat de (gewijzigde) vierde EU Anti-witwasrichtlijn op zijn eigen manier heeft geïmplementeerd, bestaan er verschillen in de uitwerking en toepassing van deze anti-witwaswetgeving tussen de lidstaten. Met het oog op harmonisatie is een deel van de anti-witwaswetgeving daarom nu in de Verordening opgenomen. Een EU-verordening heeft namelijk rechtstreekse werking; die hoeft niet in nationale wetgeving te worden geïmplementeerd, waardoor in alle lidstaten dezelfde regels gaan gelden. Zowel de 6e Richtlijn als de Verordening worden in 2027 van toepassing.

De 6e Richtlijn bevat de verplichting voor lidstaten om een UBO-register aan te houden. Ook beschrijft de 6e Richtlijn wie toegang heeft tot het UBO-register en wanneer UBO-informatie kan worden afgeschermd. De Nederlandse wetgeving die deze onderwerpen regelt, zal aan de 6e Richtlijn moeten worden aangepast.

In de nieuwe Verordening staan onder meer de verplichtingen voor 'juridische entiteiten' (legal entities) en 'juridische constructies' (legal arrangements) tot identificatie en registratie van hun UBO's. Juridische entiteiten zijn alle vennootschappen en andere juridische entiteiten waarvoor nu ook al een verplichting geldt om hun UBO's te identificeren en registreren. Met juridische constructies worden trusts en soortgelijke juridische constructies bedoeld. Ook de UBOdefinitie is in de Verordening opgenomen.

Wijzigingen

De 6e Richtlijn en de Verordening brengen een aantal wijzigingen met zich mee ten opzichte van de huidige UBOregelgeving. De belangrijkste in het oog springende wijzigingen voor juridische entiteiten zijn de volgende.

Uitbreiding UBO-definitie

De Verordening bevat de criteria (de 'UBO-definitie') op basis waarvan bepaald wordt wie de UBO's van een juridische entiteit zijn. De Verordening geeft als hoofdcriteria: eigendom en zeggenschap. Het hoofdcriterium eigendom hoeft uitsluitend bij vennootschappelijke entiteiten te worden getoetst. Het hoofdcriterium zeggenschap geldt voor alle juridische entiteiten.

Bij eigendom gaat het in principe om de criteria aandelen, stemrechten en eigendomsbelang. Dat is nu ook al het geval. Wel verandert de hierbij behorende ondergrens voor kwalificatie als UBO. De huidige ondergrens van "meer dan 25%" wordt namelijk verlaagd naar "25% of meer". Een natuurlijk persoon die 25% houdt van bijvoorbeeld de aandelen in een BV, is nu geen UBO van de BV, maar straks wel. De Verordening biedt de mogelijkheid voor de Europese Commissie om op termijn een lagere ondergrens van (in principe) 15% of lager vast te stellen voor bepaalde categorieën vennootschappelijke entiteiten waar een hoger risico op witwassen en terrorismefinanciering bestaat (bijvoorbeeld vanwege de sector waarin zij actief zijn).

Onder de huidige regelgeving is er één zeggenschapscriterium voor het zijn van UBO: zeggenschap via andere middelen; ook wel feitelijke zeggenschap genoemd. De Verordening noemt bij dit criterium nu expliciet dat ook familiebanden kunnen leiden tot feitelijke zeggenschap.

Voor gevallen waarin de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van een vennootschappelijke entiteit uit meerdere lagen bestaat waarin eigendom en zeggenschap naast elkaar bestaan, geeft de Verordening een extra UBO-definitie. Die extra UBO-definitie houdt kort gezegd in dat (ook) UBO van een vennootschappelijke entiteit zijn,

  1. als een juridische entiteit direct 25% of meer van de eigendom in de vennootschappelijke entiteit houdt: de natuurlijk personen die zeggenschap hebben over die juridische entiteit; en
  2. als er een andere vennootschappelijke entiteit zeggenschap heeft over de vennootschappelijke entiteit: de natuurlijke personen die 25% of meer van de eigendom in die andere vennootschappelijke entiteit houden.

De reikwijdte van deze uitbreiding is nog niet geheel duidelijk, maar het lijkt erop dat de kring van personen die als UBO van een vennootschappelijke entiteit kwalificeren hierdoor (veel) groter wordt.

Wijziging UBO-definitie in geval van een stichting

In Nederland kennen wij op dit moment een UBO-definitie voor stichtingen die (vergelijkbaar met de UBO-definitie voor vennootschappen) kijkt naar eigendomsbelang, stemrecht bij statutenwijziging en feitelijke zeggenschap.

De Verordening bevat een separate UBO-definitie voor juridische entiteiten die vergelijkbaar zijn met trusts. Een stichting wordt hierbij specifiek als voorbeeld genoemd. Deze separate UBO-definitie wijst als UBO's van zo'n trust-achtige entiteit aan: de natuurlijk personen die daarvan oprichter, bestuurder, commissaris of begunstigde zijn of daarover zeggenschap hebben. Als een van deze functies wordt vervuld door een juridische entiteit, zijn de UBO's van de juridische entiteit (ook) UBO's van de trust-achtige entiteit.

Of de UBO's van de Nederlandse stichting straks aan de hand deze UBO-definitie moeten worden geïdentificeerd, wordt bepaald door de Nederlandse wetgever. Die moet bij de Europese Commissie melden voor welke Nederlandse juridische entiteiten deze UBO-definitie zal worden toegepast. Op basis van de overwegingen in de Verordening is de verwachting dat stichtingen met deze nieuwe UBO-definitie te maken gaan krijgen. Dat geldt daarmee dan ook voor stichtingen die als "administratiekantoor" fungeren (STAK's).

Als de Nederlandse wetgever besluit tot toepassing van deze UBO-definitie bij de Nederlandse stichting, dan heeft dit niet alleen gevolgen voor het identificeren van UBO's van de stichting zelf, maar ook voor vennootschappelijke entiteiten waarin een stichting direct of indirect 25% of meer van de eigendom houdt. De Verordening bepaalt namelijk dat als een trustachtige entiteit direct of indirect 25% of meer van de eigendom in een vennootschappelijke entiteit houdt, de UBO's van de trust-achtige (ook) UBO's van de vennootschappelijke entiteit zijn. Ook deze wijziging zal in de praktijk tot een uitbreiding van de groep personen die als UBO kan worden aangemerkt leiden.

Een nieuw regime voor de 'pseudo-UBO'

Als geen UBO wordt gevonden op basis van eigendom of zeggenschap wordt op grond van de huidige (gewijzigde) vierde EU Anti-witwasrichtlijn het 'hoger leidinggevend personeel' als UBO wordt aangemerkt. Dit wordt ook wel de 'pseudo-UBO' genoemd. Nederland heeft in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 het begrip 'hoger leidinggevend personeel' ingevuld als: alle natuurlijk personen die (direct of indirect) statutair bestuurder zijn van een rechtspersoon of beherend vennoot bij een personenvennootschap.

Met de Verordening wijzigt dit. Als er geen UBO wordt gevonden op basis van eigendom of zeggenschap, geldt straks dat er géén UBO is. Een juridische entiteit zal in dat geval een onderbouwde verklaring dat er geen UBO is of konden worden gevonden, bij het UBO-register moeten deponeren. Vervolgens moeten alsnog de gegevens van het 'hoger leidinggevend personeel' in het UBO-register worden ingeschreven. Daarbij geldt dat onder 'hoger leidinggevend personeel' niet alleen de statutair bestuurders wordt verstaan, maar ook het managementteam (de natuurlijk personen die in een uitvoerende functie bij de juridische entiteit verantwoordelijk zijn voor het dagelijks bestuur van de juridische entiteit en rapporteren aan het statutair bestuur).

Wijziging te registreren UBO-gegevens

Bij UBO-registratie dient nu op grond van de Handelsregisterwet 2007, naast de verplicht te registreren persoonlijke gegevens van de UBO, ook een kopie van een identiteitsbewijs van de UBO te worden gedeponeerd en documenten waarmee wordt aangetoond dat diegene UBO is.

De volgens de Verordening te registreren persoonlijke gegevens van een UBO zijn hetzelfde als nu op grond van de Handelsregisterwet. Deponering van een kopie identiteitsbewijs is echter niet verplicht, slechts het nummer van een identiteitsbewijs van de UBO hoeft te worden geregistreerd. Verder dient op grond van de Verordening in plaats van documenten waarmee wordt aangetoond dat iemand UBO is, een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de juridische entiteit (organogram) te worden gedeponeerd. De beschrijving is niet verplicht als de eigendoms- en zeggenschapsstructuur uit slechts één juridische entiteit bestaat. De beschrijving dient aan specifieke voorwaarden te voldoen, zo moeten bijvoorbeeld alle tussenliggende juridische entiteiten worden getoond en dienen het land waar zij bestaan en de registratienummers daarvan (in het betreffende land) te worden vermeld. De Kamer van Koophandel die het UBO-register houdt, heeft de verplichting om alle te registeren en te deponeren gegevens te verifiëren en krijgt daarvoor in de Verordening vergaande bevoegdheden. In de praktijk zou het daarom zomaar kunnen dat alsnog een kopie identiteitsbewijs en documenten die de beschrijving onderbouwen, dienen te worden aangeleverd.

To view the full article, click here.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.

See More Popular Content From

Mondaq uses cookies on this website. By using our website you agree to our use of cookies as set out in our Privacy Policy.

Learn More