Vanaf 1 januari 2024 spreken we niet meer over een omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken, maar over een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Inmiddels is er een aantal uitspraken van de rechtbank verschenen over de BOPA en het toetsingskader. Steeds duidelijker wordt hoe de rechterlijke toetsing verloopt van het criterium van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties en welke aspecten hierbij een rol spelen. In deze blog bespreek ik twee recente uitspraken over de BOPA.
Rechtbank Gelderland 29 maart 2024
(ECLI:NL:RBGEL:2024:1822)
In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de
rechtbank Gelderland is, voor zover bekend, voor het eerst de
toetsing van een omgevingsvergunning voor een BOPA aan de orde. In
deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om
een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende
omgevingsvergunning voor het huisvesten van maximaal 80
oorlogsvluchtelingen uit Oekraïne en maximaal 10 statushouders
in een hotel in Epe voor de duur van 3 jaar.
De omgevingsvergunning voorziet in een BOPA. Op grond van artikel 5.1 lid 1 aanhef en onder a Ow is het verboden om een dergelijke activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan beoordelingsregels voor de verlening van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. In het Bkl staat dat de omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alleen wordt verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Bij de voorzieningenrechter was de vraag aan de orde of het college in redelijkheid heeft kunnen stellen dat het toestaan van de opvang van de vluchtelingen voldoet aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er een ruimtelijke onderbouwing aan de omgevingsvergunning ten grondslag ligt. Daarin is beoordeeld of er onevenredige gevolgen te verwachten zijn voor het woon- en leefklimaat van verzoekers. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat dit niet het geval is. De voorzieningenrechter kan dit standpunt volgen. Op grond van het tijdelijk deel van het omgevingsplan is het namelijk ook nu (planologisch) mogelijk dat er recreanten in het hotel overnachten. Daarnaast verzet het omgevingsplan zich er niet tegen dat het hotel helemaal vol zit. Die (maximaal planologisch mogelijke) situatie moet de voorzieningenrechter als uitgangspunt nemen. Een verschil met de omgevingsvergunning is dat de personen die nu opgevangen worden een langere periode op deze locatie zullen verblijven dan de recreanten die zijn toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Een ander verschil is volgens de voorzieningenrechter dat er na de verbouwing ook een beperkt aantal extra mensen kunnen worden opgevangen. Voor wat betreft de gevolgen hiervan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden (zoals geuroverlast, geluidshinder en de luchtkwaliteit) zal dit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter maar beperkt verschil maken. Dat geldt te meer nu de opvang alleen voor de duur van 3 jaar is vergund. Op eigen terrein is er bovendien voldoende gelegenheid voor parkeren. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen stellen dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Rechtbank Gelderland 11 april 2024
(ECLI:NL:RBGEL:2024:2126)
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de
verzoeken om voorlopige voorzieningen tegen de door het college aan
het COA verleende omgevingsvergunning (BOPA) voor het opvangen van
maximaal 276 asielzoekers in een hotel voor de duur van 6 maanden.
Uit deze uitspraak bespreek ik de onderdelen de beoordeling van het
aspect (sociale) veiligheid / overlast en de mate van
participatie.
Sociale veiligheid en overlast
De sociale veiligheid en de te verwachten overlast zijn naar
het oordeel van de voorzieningenrechter aspecten die het college
bij de beoordeling of er sprake is van 'een evenwichtige
toedeling van functies aan locaties' moet betrekken bij zijn
besluitvorming. Voor asielzoekers geldt namelijk dat er, in
vergelijking met recreanten, mogelijk andere
veiligheidsrisico's zijn (en er zich dus ook andere overlast
zou kunnen voordoen). De voorzieningenrechter stelt echter vast dat
er een veiligheidsplan is opgesteld en dit veiligheidsplan bevat
voorwaarden die dienen ter bescherming van de op te vangen
asielzoekers, maar ook ter bescherming van de omwonenden. Het
veiligheidsplan bevat tevens maatregelen voor als er zich
incidenten zouden voordoen. Dit plan met maatregelen maakt deel uit
van de vergunning en bij het niet naleven ervan kan een
handhavingsverzoek worden ingediend. Geen reden om de BOPA te
schorsen.
Participatie
De Omgevingswet zet in op participatie voorafgaand aan
besluitvorming. Volgens de rechter is het uitgangspunt onder de
Omgevingswet dat participatie door de initiatiefnemer vrijwillig
is, maar dat de raad gevallen kan aanwijzen waarin participatie een
verplicht aanvraagvereiste is. Dat was hier het geval. De
voorzieningenrechter wijst erop dat de wetgever niet heeft bepaald
wanneer er (bij verplichte participatie) sprake is van onvoldoende
participatie. De voorzieningenrechter neemt aan dat in die gevallen
dat participatie verplicht is gesteld, de participatie wel enige
betekenis moet hebben. Anders zou het verplicht stellen van
participatie weinig zinvol zijn. Het hangt vervolgens af van de
aard van het project en de impact op de omgeving wat er in
redelijkheid aan participatie gedaan moet worden. Het is in eerste
instantie aan het college om te beoordelen of de initiatiefnemer in
redelijkheid heeft kunnen volstaan met de verrichte participatie.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van het college dat de
mate van participatie voldoende is. Daarbij neemt de
voorzieningenrechter in aanmerking dat het project naar haar aard
met behoorlijke spoed moet worden verricht, gelet op het grote
maatschappelijk belang bij het spoedig opvangen van asielzoekers
vanwege de opvangcrisis. Verder merkt de rechter op dat met
participatie niet wordt beoogd om unanieme steun of draagvlak onder
alle omwonenden te verkrijgen. Dat kan ook niet. Het doel van
participatie is wel om burgers in een vroegtijdig stadium te
betrekken bij de besluitvorming, maar participatie gaat dus niet
zó ver dat de inbreng van omwonenden vervolgens ook van
beslissende betekenis is. Participatie kan het draagvlak bij de
burger zeker vergroten, maar heeft dus niet automatisch tot gevolg
dat dit ook leidt tot een voor alle omwonenden wenselijke
beslissing. Daarbij komt ook dat er geen wettelijke regel is die
bepaalt dat een ontwikkeling alleen doorgang kan vinden als
daarvoor voldoende draagvlak bij omwonenden bestaat.
The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.
We operate a free-to-view policy, asking only that you register in order to read all of our content. Please login or register to view the rest of this article.