Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ EU) heeft in een op 6 maart 2025 gewezen arrest bepaald dat nationale wetgeving die overdracht van naburige rechten zonder toestemming van de uitvoerende kunstenaar toestaat niet toelaatbaar is. Dit arrest heeft mogelijk gevolgen voor het werkgeversauteursrecht en aan wie dit intellectueel eigendom toekomt. Denk onder meer aan foto's, films, teksten en design gemaakt in opdracht of in loondienst.
De zaak betrof een geschil tussen muzikanten in dienst van het Nationaal Orkest van België (hierna ONB) en de Belgische Staat. De muzikanten betwistten de geldigheid van een Belgisch koninklijk besluit van 1 juni 2021, dat na mislukte onderhandelingen over de naburige rechten van de muzikanten tot stand kwam. Naburige rechten zijn kort gezegd rechten op het uitvoeren van een werk, zoals het optreden in toneelstuk, het uitvoeren van dans, of het optreden door musici en zangers.
Het Besluit bepaalde dat muzikanten in dienst van het ONB hun naburige rechten moesten afstaan aan het orkest in ruil voor een vaste vergoeding. Dit was allemaal tegen het zere been van de muzikanten. Als reactie op het Besluit stapten de muzikanten naar de Belgische Raad van State omdat de regeling in strijd zou zijn met het Unierecht. Hierop stelde de Belgische Raad van State vragen aan het HvJ EU. Samengevat was de vraag : verzet het Unierecht zich tegen de verplichte overdracht van naburige rechten?
Oordeel van het HvJ EU
Het HvJ EU oordeelde dat uitvoerende kunstenaars het exclusieve recht hebben om de reproductie en mededeling van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden. Nationale wetgeving die automatische overdracht zonder toestemming toestaat, is strijdig met het Unierecht.
De wettelijke overdracht van uitvoeringsrechten met voorafgaande toestemming werd door het HvJ EU niet in strijd met het Unierecht geacht. Daarnaast vermeldt het HvJ EU dat het de lidstaten vrij staat om methoden vast te stellen voor het verlenen van toestemming, en dat het hen ook vrij staat om de methoden voor de vertegenwoordiging van deelnemende uitvoerende kunstenaars te specificeren. Hierbij staat de contractsvrijheid van uitvoerende kustenaars voorop. Toestemming kan dus worden verleend door collectieven én door individuen.
Gevolgen voor het Nederland
In de Nederlandse auteurswet bestaat de figuur werkgeversauteursrecht die erg lijkt op de Belgische regeling voor uitvoerende kunstenaars, opgenomen in het artikel 7 & 8 van de auteurswet (hierna Aw).
Artikel 7 Aw bepaalt dat de werkgever auteursrecht heeft op werken die door werknemers zijn gemaakt in het kader van hun dienstverband. Art. 8 Aw ziet erop dat werken die gepubliceerd zijn door een rechtspersoon zonder naamsvermelding van een natuurlijk persoon toekomen aan de betreffende rechtspersoon.
Artikel 7 & 8 Aw zijn regelend recht. De werkgever en werknemer, evenals de opdrachtgever en opdrachtnemer, kunnen afwijken van deze bepalingen en overeen komen dat het auteursrecht toekomt aan de werknemer respectievelijk de opdrachtnemer. Dit maakt de Nederlandse situatie anders dan in België. Het Belgische Besluit is dwingend, waarmee uitvoerende kunstenaars hun contractsvrijheid verliezen. In Nederland is dit niet het geval, artikel 7 & 8 Aw vormen een vangnet indien er niks anders overeengekomen is.
Hoewel de situatie in België en Nederland verschillen vertonen kan er door de werkgever niet blindelings vertrouwd worden op het werkgeversauteursrecht. Het werkgeversauteursrecht is onderwerp van debat, en de houdbaarheid wordt door sommigen betwijfeld. Het is daarom verstandig om in arbeids- en opdrachtovereenkomst expliciet op te nemen aan wie de auteursrechten en andere intellectuele-eigendomsrechten toekomen.
The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.