Artikel 42 Invorderingswet: er staat wat er staat!

De bestuursrechter in Arnhem heeft begin april uitspraak gedaan in een procedure die door de Belastingdienst aanhangig was gemaakt tegen een notaris uit hoofde van artikel 42 Invorderingswet. De notaris had (alweer jaren geleden) een akte gepasseerd waarin voor wat betreft de overdrachtsbelasting een beroep werd gedaan op de vrijstelling van artikel 15 lid 1 sub h WBR, de zogenaamde interne reorganisatie-vrijstelling. De toepasselijkheid van die vrijstelling werd achteraf door de inspecteur betwist en aan de verkrijger werd een naheffingsaanslag opgelegd van ruim EUR 2.3 miljoen, inclusief (boete)rente. Het bezwaar van de verkrijger tegen de naheffingsaanslag werd ongegrond bevonden en in rechte werd de inspecteur uiteindelijk in het gelijk gesteld, waarmee de verschuldigdheid van de naheffingsaanslag definitief kwam vast te staan.

Omdat de verkrijger inmiddels was gefailleerd richtte de Belastingdienst zijn pijlen op de notaris, die aansprakelijk werd gesteld op grond van artikel 42 Iw. Dat artikel bepaalt dat, indien ter zake van een verkrijging overdrachtsbelasting moet worden voldaan ter gelegenheid van de aanbieding ter registratie van de door de notaris opgemaakte akte, die notaris hoofdelijk aansprakelijk is voor de belasting tot het bedrag dat ingevolge de inhoud van de akte is verschuldigd. De Belastingdienst stelde zich op het standpunt dat, nu in rechte definitief was vastgesteld dat ter zake van deze verkrijging overdrachtsbelasting verschuldigd was, de notaris daar dus ingevolge artikel 42 Iw hoofdelijk voor aansprakelijk was.

De notaris was daarentegen van mening dat voor de toepassing van artikel 42 Iw slechts relevant is of uit de inhoud van de akte zelf kan worden opgemaakt of overdrachtsbelasting verschuldigd is. Dat was hier niet het geval; in de akte werd nu juist vanwege het beroep op de vrijstelling vastgesteld dat er géén overdrachtsbelasting verschuldigd was. En daarmee was wat hem betreft de kous af. Voor wat betreft het toepassingsbereik van artikel 42 Iw moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de overdrachtsbelasting die daadwerkelijk wegens de betreffende verkrijging verschuldigd is en de overdrachtsbelasting die ingevolge de inhoud van de akte verschuldigd is. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de notaris beperkt zich tot dat laatste, aldus de notaris.

De Belastingdienst deelde deze visie niet en beriep zich op een arrest van het Gerechtshof Amsterdam uit 1997, in een kwestie waar de betreffende notaris in zijn akte een beroep op kwijtschelding van de (in beginsel verschuldigde) overdrachtsbelasting had gedaan. Dat beroep was door de inspecteur afgewezen en de notaris werd vervolgens op grond van 42 Iw veroordeeld tot betaling van de verschuldigde belasting, omdat hij er volgens het hof niet op had mogen vertrouwen dat het beroep op kwijtschelding wel zou worden gehonoreerd. De Belastingdienst greep die uitspraak aan op in deze kwestie te betogen dat de notaris er niet op had mogen vertrouwen dat het beroep op de vrijstelling zou worden gehonoreerd.

De Rechtbank Arnhem heeft inmiddels de uitleg van de notaris gevolgd. Blijkens de wetsgeschiedenis beoogt artikel 42 Iw slechts om de notaris ervoor zorg te laten dragen dat de belasting, voor zover hij op grond van zijn akte constateert dat die verschuldigd is, ook daadwerkelijk wordt afgedragen. Een bijkomend praktisch voordeel is dat een afzonderlijke aangifte door de verkrijger daarmee niet meer nodig is. Een wezenlijk verschil met de casus uit 1997 is dat in die akte juist werd geconstateerd dat ter zake van de verkrijging wel overdrachtsbelasting verschuldigd was (alleen werd vergeefs een beroep op kwijtschelding daarvan gedaan).

De uitspraak van de rechtbank is voor het notariaat niet zonder belang. Zou het standpunt van de Belastingdienst zijn gevolgd, dan zou feitelijk in alle aktes waarin een beroep op één van de vele vrijstellingen van artikel 15 lid 1 WBR wordt gedaan door de notaris zekerheidshalve een depot moeten worden aangehouden voor het geval die vrijstelling achteraf met succes door de inspecteur wordt betwist. Een alternatief zou zijn dat op voorhand ter zake van de toepasselijkheid van de vrijstelling op voorhand een ruling zou moeten worden gevraagd. Beide opties zijn in de praktijk schier onwerkbaar. De tekst van de wet lijkt duidelijk: als in de akte staat dat overdrachtsbelasting verschuldigd is moet de notaris ervoor zorgen dat die op zijn rekening staat voordat hij passeert, zodat hij vervolgens kan afdragen. De wetgever heeft niet beoogd om het risico van het al dan niet van toepassing zijn van een vrijstelling voor rekening van de notaris te laten komen. De uitspraak lijkt juist, maar de appeltermijn is nog niet verstreken. Wordt dus mogelijk nog vervolgd.

Dentons is the world's first polycentric global law firm. A top 20 firm on the Acritas 2015 Global Elite Brand Index, the Firm is committed to challenging the status quo in delivering consistent and uncompromising quality and value in new and inventive ways. Driven to provide clients a competitive edge, and connected to the communities where its clients want to do business, Dentons knows that understanding local cultures is crucial to successfully completing a deal, resolving a dispute or solving a business challenge. Now the world's largest law firm, Dentons' global team builds agile, tailored solutions to meet the local, national and global needs of private and public clients of any size in more than 125 locations serving 50-plus countries. www.dentons.com.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.