In een spraakmakende beslissing heeft de Rechtbank Den Haag een bevel opgelegd aan de Staat om het gezamenlijk volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen te beperken of doen beperken. Er moet een daling worden bereikt in 2020 van ten minste 25% ten opzichte van 1990. Dit is een extra daling van 8% ten opzichte van de 17% die de Staat als doel heeft gesteld en die de rechtbank onvoldoende vond om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. De rechtbank heeft niet bepaald hoe de Staat aan de opgelegde verplichting moet voldoen. Bovendien staat tegen de uitspraak nog hoger beroep open. Hierdoor is in dit stadium niet te voorspellen welke gevolgen de uitspraak zal hebben.

De zaak was aangespannen door de Stichting Urgenda, een burgerplatform dat zich inzet om klimaatverandering te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat door de ernst van de gevolgen van klimaatverandering en de grote kans dat zonder maatregelen gevaarlijke klimaatverandering zal intreden, op de Staat een zorgplicht rust om reductiemaatregelen te treffen. Het feit dat de Nederlandse uitstoot maar een klein aandeel betreft in de wereldwijde uitstoot doet niet af aan deze zorgplicht.

Met het huidige emissiereductiebeleid, een vermindering van 17% in 2020 ten opzichte van 1990, zou Nederland niet voldoen aan de norm die volgens de huidige stand van de wetenschap en het internationale klimaatbeleid nodig is om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. De rechtbank heeft niet bepaald op welke wijze de Staat aan de opgelegde verplichting moet voldoen. Wel heeft de rechtbank als mogelijke reductiemaatregelen genoemd de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen onder meer door emissierechtenhandel of belastingmaatregelen, door de introductie van hernieuwde energiebronnen, door vermindering van het energiegebruik, herbebossing en het tegengaan van ontbossing. Om te kunnen voldoen aan de uitspraak lijkt in ieder geval aanpassing van beleid en/of wet- en regelgeving nodig.

Tijdens de procedure voerde de Staat nog aan dat de gevorderde hogere reductie de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven zou verslechteren. De rechtbank is van mening dat de Staat dit standpunt niet adequaat heeft toegelicht, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen, omdat een deel van de Nederland omringende landen al een strenger nationaal klimaatbeleid voert (het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland en Zweden) en aanwijzingen ontbreken dat in die landen daarmee een ongelijk 'speelveld' voor bedrijven is ontstaan.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.